Een stad van komen en gaan
'Arrival cities'
Voormalige groeikernen als Zoetermeer of Capelle aan den IJssel, Purmerend en Spijkenisse zijn op alle mogelijke manieren verbonden met de infrastructuur, de voorzieningen en de banen van de Randstad. Daarnaast bieden ze ruimtelijk marges en ruimte voor transformaties en toevoegingen. Nieuwe winkels, werkplaatsen en bovendien nieuwe generaties scholieren en klanten zouden de oude groeikernen weer nieuw leven kunnen inblazen. Een bijkomende kracht van de oudere New Towns, zoals Almere, is dat ze wel degelijk populair zijn bij de allochtone middenklassen, die hier hun huizen kopen en ook zelf bouwen, bijvoorbeeld in het Homeruskwartier. Deze bestaande netwerken van voormalige migranten kunnen de economische en sociale inbedding van hun regio- en landgenoten vergemakkelijken. Hiernaast zijn er in de Randstad nog meer van dit soort ruimtelijke-economische kansen voor een stedenbouw van de migratie te vinden. Zo zijn er vele gemeenten met onvoltooide Vinex-locaties, waarvoor de grondaankopen al zijn gedaan, maar de projectontwikkeling volgens het Vinex-model nog niet op gang is gekomen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Vathorst, Lansingerland of Leidsche Rijn. Ook hier geldt dat er een behoefte is aan een nieuwe generatie bewoners, aan nieuw draagvlak voor de verdunnende voorzieningen.
Ondanks het feit dat in de groeikernen en de Vinex-wijken anti-immigratie partijen als de PVV een relatief grote populariteit genieten, zijn het ook de plekken waar de allochtone middenklasse zich sterk manifesteert, en daarmee juist een voedingsbodem legt voor verdere internationalisering.
En wellicht zal een dynamische door de migratie gevoede economie, op termijn de sociaal-economische stagnatie wegnemen, die dikwijls leidt tot het stemmen op xenofobe en racistische partijen als de PVV.
Tenslotte kunnen we ook de vele perifere kantoorlocaties en bedrijfsterreinen die voor grote delen leeg staan, met name in de groeikernen, rekenen tot deze categorie van goed verbonden locaties in de luwte van de ontwikkeling. Het zijn onpopulaire plekken voor gevestigde bewoners en bedrijven, maar als ontwikkelingslocaties wellicht een buitenkans voor internationaal georiënteerde (nieuwe) Nederlanders.
Journalist Doug Saunders beschrijft in zijn boek Arrival City stadswijken of hele steden waar de nieuwe immigranten binnenkomen, van Shenzhen tot en met Slotervaart, Thamesmead tot en met North Mumbai. Kunnen we in Nederland bewust dergelijke Arrival Cities bouwen? Kunnen we deze plekken zo ontwerpen dat ze bij uitstek zijn ingericht op het bieden van de vrijheid en de netwerken voor nieuwe groepen als uitvalsbasis om zich in te werken in de Nederlandse economie? Zo ja, aan welke eisen zouden dergelijke ontwikkelingen moeten voldoen? Een korte inventarisatie van de agenda’s die met een op migratie gestoelde stedenbouw te maken hebben levert het volgende op: We zullen moeten kijken naar hoe onze woningmarkt en huisvestingsbeleid is ingericht, hoe het flexibiliteit en dynamiek zou kunnen faciliteren in plaats van afstraffen; naar hoe de bouwindustrie functioneert, maar ook naar de wetgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.
We zouden naar de nieuwe Nationale Omgevingsvisie moeten kijken die het Rijk op dit moment aan het opstellen is en deze kritisch moeten bevragen op de mogelijkheden voor flexibiliteit, ondernemerschap, tijdelijkheid en netwerken die deze met zich meebrengt. Tegelijkertijd moeten we kijken naar de omgevingsvisies die door lokale overheden worden gemaakt, en hoe deze op actieve wijze ruimte kunnen bieden aan de economische en sociale dynamiek van migratie. We zouden met maatschappelijke organisaties, lokale overheden en ondernemers concreet moeten nadenken over hoe we onze openbare voorzieningen kunnen inzetten als vaste bakens in door verandering gekenmerkte wijken en buurten. We moeten proberen te snappen welke rol de openbare ruimte in zijn algemeenheid kan spelen als plek van ontmoeting en uitwisseling waar de confrontatie plaats vindt tussen de nomadische burgers van de eenentwintigste eeuw.
Toch is om al deze deelvragen bij elkaar te brengen, en om de consequenties en mogelijkheden van een Stad van Komen en Gaan zichtbaar te maken juist het stedenbouwkundig ontwerp van cruciaal belang, en moet het zelfs het startpunt zijn. Het zichtbaar en concreet maken van de gezamenlijke betekenis van de verschillende implicaties van op migratie gerichte wijken en steden is onmisbaar voor hun integrale ontwikkeling, maar ook voor een maatschappelijk debat. Door middel van stedenbouwkundige beelden kunnen we de brede betekenis van migratie voor onze steden zichtbaar maken en ontsnappen aan de enkelvoudige problematieken van de expat of de vluchteling, de arbeidsmigrant of de internationale student. We hebben beelden en modellen nodig van een stad of een straat waarin migratie het fenomeen is dat de burgers delen, in plaats van dat het hen uit elkaar drijft.
Het Nederlandse ontwerp, en Nederland àls een ontwerp, is het aan zijn internationale reputatie verplicht om, vanuit de acute nood van het vluchtelingenvraagstuk, migratie te omarmen als een enorme impuls voor het ontwikkelen van de steden en wijken van de toekomst.
Ontwerpend onderzoek is daarbij van belang om scenario’s en vernieuwende combinaties zichtbaar te maken en er mee te kunnen simuleren. Maar ook concrete projecten zijn nodig om ‘facts on the ground’ te creëren en daadwerkelijk ervaringen op te doen. We hebben immers echte plekken nodig waar die stedelingen die belang hebben bij mobiliteit, flexibiliteit en beweging samen zullen komen, of dat nu de jonge autochtone ondernemers met een groot internationaal netwerk zijn, studenten die voor drie of vier jaar goedkoop in een zo dynamisch mogelijke buurt willen wonen, de net gearriveerde vluchteling die zo snel mogelijk een nieuw bestaan wil opbouwen, of de arbeidsmigrant die een Nederlandse basis nodig heeft voor zijn transnationale bestaan. Kunnen wij in Nederland, met haar geïnstitutionaliseerde planning en ontwerp, dergelijke plekken ontwerpen, die ons met de wereld verbinden? Kunnen wij een Stad van Komen en Gaan maken, één die recht doet aan de veelzijdigheid en de energie van de Génération Bataclan?
Essay van Michelle Provoost en Wouter Vanstiphout
Dit artikel is ook verschenen in het Blauwe Kamer Jaarboek Landschapsarchitectuur en Stedenbouw 2015